zondag 24 maart 2013


Leve de kou!

Binnenkort gaat er gebotteld worden. We wachten daarmee het liefst, ook dit jaar, tot de wijnen op natuurlijke wijze zijn opgewarmd tot zeker 15 graden. De wijnkelder is nu nog koud: twee graden boven nul... Bij kouder bottelen dan pakweg 15 graden zijn de kurken vaak nog te stug om goed ingeknepen te worden door het kurk-apparaat (te weinig elastisch, met risico op permanente kneepjes / kanaaltjes langs de kurk), terwijl ook de druk in de fles te ver kan oplopen wanneer die later op kamertemperatuur bewaard gaat worden.

Het bottelen mag daarom bij ons gerust nog even wachten; geen reden om de verwarming aan te zetten. In tegendeel: we kunnen op dit moment juist profiteren van het voordeeltje van de wat verlengde winterkou. Daardoor kunnen we dit jaar, als we willen nog wat extra fijnslijpen waar het gaat om de zuurbalans in de wijn. Het middel Kalinat voor de fijnontzuring doet er gewoonlijk een week of drie over om zijn maximale effect te bereiken. Pas dan is - in het gewone geval - ook de tweede fase van de fijnontzuring uitgevallen als wijnsteen in het vat. Nu echter, bij deze temperaturen, kan dezelfde fijnontzuring al in een dag of drie, vier gepiept zijn. Wanneer de temperatuur tussen 4 en nul graden is, slaat het wijnsteen van de Kalinat-ontzuring al binnen een paar dagen neer.

We gebruiken dit buitenkansje om nogeens extra kritisch te kijken naar de wijnen, en het blijkt dat eentje ervan, de cuvée van Johanniter met 20% Souvignier Gris, inderdaad nog wel een fractie totaalzuur kwijt mag. De Souvignier Gris is een kruidige wijn à la de Pinot Gris, en net als de Pinot Gris blijkt ook deze Souvignier harmonischer uit de bus te komen met iets minder zuur dan onze gewoonlijke Rieslinghoogte van rond de 7,3 gram totaalzuur per liter.

De Pinot Gris heeft in warmere streken zelfs vaak een malo achter de rug, dat wil zeggen een omzetting van het appelzuur in de wijn naar het mildere melkzuur. Zie voor deze begrippen onze bijdrage http://wijnbouw.blogspot.nl/2012/11/appelzuur-melkzuur-in-de-wijnbereiding.html
 
Dat gaat ons te ver. In onze witte wijnkelder willen we liever geen melkzuur-stammen over de vloer hebben - onze opzet is immers het maken van zo authentiek mogelijke, Riesling-achtige wijnen. En Riesling met melkzuur, dat werkt niet. Maar wat we wel kunnen doen, zo laat in het jaar & met dank aan de winterkou, is nog een klein beetje totaalzuur in de cuvée Souvignier Gris kwijtspelen, met nog wat Kalinat. Vanmiddag gedaan. Deze week nog resultaat, als de kou nog even blijft aanhouden. En dat doet-ie :-) .

De beide andere witte wijnen zijn o.k. Eentje is een cuvée geworden van Johanniter met 25% Riesèl, en de andere het preciese spiegelbeeld: Riesèl met 25% Johanniter. Beide staan op ongeveer 7,3 gr/l totaalzuur en tussen de 3,5 en 4,5 gr/l restzoet. De cuvée met Johanniter als basis is de nobele van de twee, de Riesèl met Johanniter de meer rustieke, aardse. Maar zeker niet minder, en ook niet minder naar het Riesling-model. Weinig wijn dit jaar, relatief, maar wel mooi geconcentreerd. We zijn tevreden! Voor nu, voor nu. 
 
Voor een bijdrage over de temperatuurbeheersing in de wijnkelder, zie http://wijnbouw.blogspot.nl/2012/11/in-de-wijnmakerij.html
 
Copyright (c) Jet Wester 2013

vrijdag 15 maart 2013


Nederland is Duitsland niet...
Opmerkingen over Nederland als Nieuwe Wereld wijnland, met een nawoord over België
 
Lezing over de wijnbouw,
lente 2013, Jet Wester, wijnbouw.blogspot.nl

  

Inleiding. Een verankering van soorten, regio's en wijnstijlen

Allereerst wil ik u en mij feliciteren dat we hier, in dit mooie tijdgewricht, met de Nederlandse wijnbouw bezig mogen zijn. We hebben deze winter doorgebracht met lezen over de geschiedenis van de internationale wijnbouw, en zo'n op schrift gestelde geschiedenis kan ook een nieuwe, prikkelende kijk geven op het eigen wereldje, in dit geval het wereldje van de Nederlandse wijnbouw.

Nederland heeft zelf nog niet zo'n geschiedschrijving. Daarvoor is onze wijnbouw nog te pril, en zijn er nog te weinig dingen gebeurd die vast genoeg staan om al opgetekend te worden - of die zich lenen voor smeuïge mythevorming en legenden.

Een trend die zich al wel aftekent is dat we in Nederland het kwartiermaken voorbij zijn, en er een consolidatie aan de gang is: een verankering, qua soorten, regio's en wijnstijlen, die vanuit het oogpunt van de geschiedenis veel interessanter is dan de eerdere, veel eenvoudiger vraag of wijnbouw hier überhaupt mogelijk was. Vandaar de felicitatie: we maken dingen mee die iedere wijnregio in de wereld heeft meegemaakt, in een vaak  behoorlijk levendige fase van zijn geschiedenis, waarin veel ontwikkeling zit, veel keuzes verankerd worden, en ook grote kwaliteitssprongen mogelijk zijn.
 

1. Oude en Nieuwe wijnwereld. De vinificatie

Eén van de grootste vragen die bij het lezen van buitenlandse wijnbouwgeschiedenis opkomt is: waar staan we in Nederland eigenlijk zelf? Zijn we een verlengstuk van de Oude Wijnwereld, dat wil zeggen van de traditionele wijnlanden? De Moezel ligt slechts 300 km verderop, het Ahrdal 200. Dat is bij uitstek Oude Wereld. Of is die korte afstand in kilometers een beetje gezichtsbedrog, en hebben we bij ons in feite toch veel meer te maken met de typische kwesties - en eventuele moeilijkheden - die juist de Nieuwe Wereld kenmerken?

Een typische Nieuwe Wereld-kwestie, bijvoorbeeld aangezwengeld door wijnbouw-legende en autoriteit Randall Grahm in Californië, gaat over de vinificatie. Wanneer Oude Wereld-rassen overgeplant worden naar, zeg, Californië of Oregon in de VS, is het nog helemaal niet gezegd dat ze ook daar, op hun nieuwe plek, het best als wijnen van één enkele soort, dat wil zeggen als mono-cépages tot hun recht komen. De Oude Wereld (Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Spanje, etc.) heeft met name in de koelere regio's, een ijzersterke traditie van onversneden soorten: Pinot Noir en Chardonnay in de Bourgogne; Riesling, Grüner Veltliner, Pinot Gris etc. in de Elzas of de Duitstalige aanbouwgebieden.

Maar wat als de situatie in de Nieuwe Wereld maakt dat diezelfde soorten in Californië veel beter als blending-partners gezien kunnen worden, in plaats van als op zichzelf staande grootheden? In de Oude Wereld zou zo'n vraag al snel gezien worden als vloeken in de kerk, met name in de meer Noordelijke aanbouwgebieden. Voor de Nieuwe Wereld zou dit echter weleens de beste werkelijkheid kunnen blijken te zijn, aldus de genoemde Amerikaanse trendsetter en wijnbouwer Randall Grahm.


1.1. Nederland en de kunst van het blenden

Het lijkt zowel prikkelend als interessant om ook Nederland wat deze kwestie betreft eens eventjes in te delen bij de Nieuwe Wereld, en niet automatisch bij de Oude.

De titel van deze lezing is: Nederland is Duitsland niet. Dat geldt direct al voor de wijnen. Ook van de nieuwe soorten. Een Johanniter uit Baden of uit Rheinland-Pfalz is gewoon een andere wijn dan een Johanniter uit Nederland. Niet beter, niet minder, maar wel anders. Hetzelfde geldt voor Solaris en voor ook een aantal blauwe soorten, zoals bijvoorbeeld de Regent, in beide landen betrekkelijk ruim voorhanden. Dat maakt dat ook voor ons land de typische Nieuwe Wereld-vraag zich voordoet: mogen we voor de druivenrassen in Nederland, andere eisen of criteria hanteren voor de vinificatie, of laten we zeggen voor het blenden, dan in Duitsland gebruikelijk zijn?

Wij neigen ertoe die vraag met 'ja' te beantwoorden. Wij menen dat, in lijn met bijvoorbeeld de Californische positie, de druivenrassen in ons land misschien veel beter tot hun recht komen als blenders dan als op zichzelf staande wijnen. De wet laat ons daarin so wieso al de armslag toe van 15%. Je mag aan een Johanniter tot 15% Souvignier Gris of Solaris toevoegen, zonder dat de wijn als cuvée te boek komt te staan. Een Johanniter met 15% Solaris mag met andere woorden op het etiket nog steeds Johanniter heten.

Wij menen te zien dat die wettelijke ruimte in de praktijk in ons land al goed gebruikt wordt - en hij mag, vinden we, in de toekomst ook veel vaker worden overschreden zelfs. Een Johanniterwijn heeft bij ons een eigen, nobel te noemen karakter, maar mist vaak ook iets. Johanniter wint vaak wezenlijk aan complexiteit, aan interessantheid, aan gelaagdheid met wat toegevoegde aardsheid of rusticiteit van de Riesèl, wat exotisme van de Solaris of wat milde kruidigheid van de Souvignier Gris.

Aan de andere kant kan een wat al te rustiek uitgevallen Riesèl best wat ruggegraat van de noblesse gebruiken die de Johanniter in voldoende mate in huis heeft. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de Cabernet Blanc, die als mono-cépage het euvel kan hebben van een wel erg koude, één-dimensionale wijn (hetzelfde euvel dat ook de grote broer Sauvignon Blanc vaak een beetje achtervolgt), en die zeer gebaat kan zijn bij wat meer complexiteit of gewoon mildheid, die een blend met tot wel 40% Johanniter hem geven kan.

En dit is de eerste knuppel die we vandaag in het hoenderhok willen gooien. Laten we door de psychologische barrière heenbreken, die zegt dat onze ideale wijnen, naar het Duitse of Oostenrijkse model eigenlijk mono-cépages horen te zijn. Nederland is Duitsland niet, en we willen de vergadering hier opporren om nog veel vaker, ruimer en vrijer te durven werken met blends van ook meer dan 15%. We vermoeden dat dat niet alleen nog meer creatieve namen op de etiketten zal opleveren, maar dat ook de inhoud van de flessen nog veel kan winnen bij een veel vrijere blending-cultuur voor Nederland.

Een geest, een cultuur van onderzoek, van ontdekkingen doen is in dit tijdgewricht veel belangijker dan het noemen van één enkele druivensoort op het etiket. Onderzoeken, dingen proberen, trial and error horen bij uitstek bij deze fase van de moderne wijnbouwgeschiedenis. En om daarin vrij te zijn moeten we af van het hardnekkige idee dat een blend toch altijd een zwaktebod is, vergeleken bij het ideaal van een wijn van één druivensoort. Dat is namelijk niet zo.

Samenvattend: het lijkt verstandig en productief om eens naar Nederland te kijken vanuit het model van de Nieuwe Wereld, waar een veel ruimere blending-cultuur kan heersen dan in de koelere regionen van de Oude Wereld gebruikelijk is. Misschien vertegenwoordigen de Nederlandse druivensoorten niet zozeer evenzovele topwijnen, maar vertegenwoordigen ze wel allemaal verschillende aspécten van hoe een topwijn zijn kan. En waarom dan niet sommige van die aspecten veel vaker ook sámen ten huwelijk vragen, in een prachtvolle blend? We noemden als voorbeeld de noblesse van de Johanniter, die aan interessantheid nog verder kan winnen met een meer rustieke, of milde, of anders misschien juist exotische twist van een blendingpartner.
 

 
2. Oude en Nieuwe wereld. De druiventeelt

Een man als Randall Grahm uit Californië, held uit de Nieuwe Wereld - we zagen hem net al langskomen - maakt zich echter niet alleen druk over de vinificatie en het blenden. Hij maakt zich ook zijn leven lang al sterk om het eigene van de klimaten en de terroirs van de Amerikaanse westkust te onderzoeken en benadrukken. Hij importeert tientallen, vaak obscure oude soorten uit Europa, van de Petit Manseng tot de Lesser Spotted Vermentino, omdat het wat hem betreft helemaal niet zeker is dat een transplantatie van de bekende kiloknallers Chardonnay, Merlot of Cabernet Sauvignon de wijnbouw in de VS of in Californië op langere termijn vooruit zullen helpen.

De eigenheid van het terroir vraagt in de VS méér dan een imitatie van Frankrijk, Duitsland of Spanje, en het kan heel goed zijn dat de in europa volstrekt obscure Zinfandel één van de meest passende druiven voor de westkust van de VS zal blijken te zijn. Aldus Grahm.
 

2.1. Nederland en de druiventeelt

Het is interessant om eens te bekijken of deze typische Nieuwe Wereld-geschiedenis wat betreft de duiventeelt, niet ook voor Nederland opgaat - meer dan misschien tot nu toe gedacht is. En dan hebben we het niet per sé over de vraag of en waar de Riesling in ons land thuis zou kunnen horen. We willen de vraag veel ruimer stellen, en juist ook de nieuwe, Duitse soorten in de beschouwing meenemen.

Want ook - of: zelfs - aan de nieuwe Duitse soorten als Solaris en Cabernet Blanc beginnen we te zien dat Nederland Duitsland niet is. En dat we heel eigen oplossingen moeten vinden voor heel eigen problemen. Die niet de Duitse problemen zijn. Dat komt veel dichterbij dan de vrij theoretische vraag of de Riesling of de Auxerrois het in Nederland goed kan gaan doen. 

Onze nieuwe soorten zijn ontwikkeld en deels ook aangeplant in Duitsland, maar we kunnen onze druiventeelt niet zomaar zien als een verlengstuk van wat er in Duitsland gebeurt. En dat is deels jammer, en voor een deel zelfs dramatisch.
 
Een tijdje geleden liet Roelof Visscher van de Hof van Twente in Bentelo, ook welbekend van zijn wijnbouwbedrijf Vitis Vino en van Neêrlands Wijnmakerij, me wat foto's zien, op zijn mobiel, van hoe de Cabernet Blanc er bij een vrij willekeurige Winzer in Duitsland bijstaat. En dat was dramatisch veel beter dan op veel plekken in Nederland. Dit inzicht was het begin van een naar wij hopen vruchtbaar samenwerkingsverband, waarover we zo komen te spreken. Maar eerst zullen we, ter voorbereiding, de Nederlandse situatie, qua soorten, iets algemener bespreken.
 

2.2. Complementaire soorten
 
Wanneer je het moderne witte druivenlandschap voor Nederland overziet, kom je tot maar een handjevol rassen, dat - heel efficiënt - elk een heel verschillend maar ook specifiek smaakprofiel vertegenwoordigt. De soorten zijn bovendien behoorlijk complementair: er zijn qua smaakprofiel maar weinig doublures.

Het Rieslingtype wordt vertegenwoordigd door met name Johanniter. Meer of minder strenge zuren, meer of minder droog, meer of minder authentiek perzik, citrus, abrikoos, groene appel en peer - dat alles is verder in de handen van de wijnbouwer. Bij bepaalde, bijvoorbeeld iets warmere vergisting ook exotisch Rieslingfruit als mango of lichee.

De Cabernet Blanc heeft het smaakprofiel geërfd van de Sauvignon Blanc, en dat op krachtige wijze. De Cabernet Blanc kan zelfs bij een blend met zo'n 40 % Johanniter zijn populaire smaakprofiel van kruisbes, buxus, asperge of groene paprika nog prima staande houden. De wijn wordt met de blend zelfs iets subtieler, dat wil zeggen minder ééndimensionaal: een gevaar dat ook grote broer Sauvignon Blanc goed kent. Het smaakprofiel van de Cabernet Blanc / Sauvignon Blanc is één van de meest populaire voor een witte wijn in Nederland, en de Nederlandse Cabernet Blanc vindt ook in restaurants in onze regio's aftrek.

De Souvignier Gris als opkomende druif vertegenwoordigt de tot nu toe ontbrekende link van de witte Pinots: de bloemige Pinot Blanc bij voldoende rijping, en de kruidige Pinot Gris bij volle rijpheid.

De Solaris neemt in dit plaatje, eigenlijk in zijn eentje de honneurs waar van het neutrale smaakprofiel van het Chardonnay-type, tot en met een mooie affiniteit met eikenhout. Bovendien is het eigenlijk de enige druif in het rijtje die zo spelenderwijs natuurlijk zoet aan het Nederlandse witte areaal kan geven.

 
De besproken druivenrassen Johanniter, Souvignier Gris, Cabernet Blanc en Solaris, zo kan de moraal zijn, zijn dus inmiddels allemaal behoorlijk onmisbare druiven in het Nederlandse smaaklandschap van nu.

 
 
2.3. Complementair maakt kwetsbaar. Leve de Riesèl!

Een wijnbouw die zo complementair is als de onze, met steeds maar één soort per wijnstijl, is kwetsbaar. Liever had je meerdere soorten, die hetzelfde smaakprofiel konden leveren. We hebben bij de witte soorten slechts één voorbeeld van een prettige doublure: de Riesèl, die net als de Johanniter een Riesling-achtig smaakprofiel heeft. De Riesèl is een moderne Blattner-druif, qua smaakprofiel even volwaardig als andere Blattnersoorten, zoals Cabernet Blanc of Pinotin.
 

Helaas dreigt Nederland dit mooie kind min of meer met het badwater weg te gooien, omdat de Riesèl niet tot de rassenlijst dreigt te worden toegelaten, en daarom alleen als tafelwijn dreigt te mogen bestaan. We pleiten ervoor, hier en elders, om dat niet te laten gebeuren. Het is een mooie druif, mooie teelt ook, en als je het goed doet ook een mooie tot zeer mooie Riesling-achtige. Veelzijdig bovendien. We kennen een erg geslaagde, frisse halfzoete van Freek Verhoeven van de Colonjes uit Groesbeek;  Roelof Visscher van de Hof van Twente maakte er een mooie champagne van en wijzelf koesteren de Riesèl met een kwart Johanniter als geslaagde droge boutiquewijn naar het Duitse Rieslingmodel.
 

Misschien is de Riesèl in Nederland nooit op een voetstuk gezet, omdat je even weten moet hoe je hem moet behandelen. Als je hem oogst op zuur en niet op Oechsles (8 gram / liter totaalzuur is ideaal) komt er een krachtige, aardse, gewaardeerde wijn uit de bus, die met Johanniter een ideaal één-tweetje kan aangaan in een haast on-Nederlands authentieke Rieslingachtige blend. Echter: oogst hem op zijn hoogst mogelijke Oechsles, en de zuurgraad, en ook de complexiteit is te ver weggezakt voor een karaktervolle en herkenbare kwaliteitswijn.
 
Om deze redenen willen we Nederland oproepen om de Riesèl voor ons land wel degelijk tot de rassenlijst toe te laten.  

  

2.4. De kwetsbaarheid van Solaris en Cabernet Blanc

De kwetsbaarheid van de Nederlandse complementaire soorten blijkt echter ook op een andere, meer dramatische manier. Zoals we zagen kunnen we soorten als Solaris en Cabernet Blanc vanwege hun unieke smaakprofielen en mogelijkheden eigenlijk niet missen - maar steeds vaker blijkt dat juist deze soorten het in Nederland niet altijd zo goed doen als verwacht werd. En ook niet zo goed als in Duitsland. We zullen ons hieronder richten op deze problemen, en wat er aan te doen valt.  

  
2.4.1. Solaris

Solaris heeft behalve een wespenprobleem, dat in de toekomst wel aangepakt kan worden, ook twee problemen die meer eigen zijn aan de teelt, of de soort, en die beide de opbrengst enorm kunnen frusteren. We hebben afgelopen september meegedaan aan een Solaris-oogst van 1400 planten, met een opbrengst van in totaal maar 143 liters wijn. Dat is een tiende of minder van wat je mocht verwachten bij de aanplant. Een bevriende wijngaard in het Gooi heeft 1800 Solaris staan, en dit jaar 170 liter wijn. Andere regio, zelfde verhaal.

 
De problemen met Solaris hebben in de eerste plaats te maken met zijn vaak enorm snelle vegetatieve groei (blad en scheuten) in het voorjaar. Door deze snelle groei krijgen de nieuwe scheuten te grote 'internodiën', dat wil zeggen een te grote afstand tussen twee opeenvolgende ogen. Gewoonlijk is de afstand van oog tot oog op een scheut zo'n 15 cm; bij Solaris is het vaak wel 25 cm of nog meer. Wanneer zulke scheuten het volgende jaar aangebogen worden, komen daar per strekkende meter dus ook veel minder rechtopgaande, vruchtdragende nieuwe scheuten uit. Met als gevolg een te lage opbrengst op diezelfde strekkende meter.
 
Bovendien lijkt Solaris in Nederland, na zijn eerste jaren meer last te krijgen van teveel misbloei en slechte vruchtzetting. Wat voor Solaris overigens ook heel goed gerelateerd kan zijn aan diezelfde grote vegetatieve groei, die dan ten koste zou gaan van de 'aandacht' van de plant voor bloei en vruchtzetting - een hormonale kwestie. 
  

2.4.2. Cabernet Blanc

De Cabernet Blanc kent een karakteristieke 'halve' misbloei, waarbij naast volwaardige bessen ook zogenaamde Jungfernbeeren, letterlijk 'maagdelijke bessen' gevormd worden: klein en zonder pitjes. Dit is op zich eigen aan de soort. Echter, het aandeel van deze kleine besjes wordt in ons land op sommige plaatsen wel erg groot, waardoor een volwaardige oogst in het gedrang komt. Vergelijking met Duitse aanplant leert dat de oogsten daar stukken beter zijn, en de trossen qua aanzicht ook een stuk normaler.

  

3. Het proefproject druivensnoei

Bovenstaande problemen hebben Roelof Visscher van de Hof van Twente en ondergetekende aangezet tot actie. We willen proberen om het tij voor beide soorten in elk geval deels te keren, en de opbrengsten van ook deze druivenrassen meer in lijn te krijgen met de Duitse situatie, met volwaardiger oogstgoed en grotere opbrengsten.
 
We proberen dat door het opzetten van een proefproject druivensnoei voor Solaris en Cabernet Blanc, dat statistisch voldoende groot is om ook meer algemene conclusies mogelijk te maken. Geldig voor grotere delen van Nederland dus.
 
We willen dit doen door in de wijngaard per soort zo'n 6 verschillende afdelingen te creëren van elk 50 planten (dus voor Cabernet Blanc en Solaris samen zo'n 12 afdelingen van elk 50 planten), waar per afdeling vooraf bepaalde, verschillende snoeivormen gehanteerd worden, in combinatie met verschillend loofwandbeheer - en zelfs het beschermen ('inpakken') van rijen druiven tijdens de bloeiperiode.

 
3.1. Solaris

Solaris zal daarbij naast een gebruikelijke wintersnoei, ook een snoeivorm krijgen met dubbele strekkers, over elkaar heen. Eén strekker komt van rechts, en eentje van links, van twee buurplanten.

Deze dubbele strekkers leveren veel meer ogen op, per strekkende meter, dan een traditionele snoei. Waar in de lente dus ook veel meer vruchtdragende scheuten uit naar boven komen. Geprobeerd wordt die scheuten na de uitloop zo weinig mogelijk te dunnen, liefst helemaal niet.

Ook het loofwandbeheer wordt in verschillende secties, verschillend ter hand genomen. Sommige 50-tallen krijgen hetzelfde loofwandbeheer als voorgaande jaren, en sommige 50-tallen worden vóór de bloei getopt.

Dit betekent dat je begin juni, een dag of 5 tot 7 vóór het begin van de bloei, de toppen van de groeiende scheuten afknipt (zo'n 10 cm eraf). Ongeacht of de scheuten de bovenste dubbele draad al bereikt hebben: je topt al je scheuten, hoger en lager, elk met 10 cm. Met de hand dus. Dit toppen zorgt er voor dat de plant zijn groeikracht eventjes veel meer naar de bloei gaat sturen, en minder naar de scheuten. Dit kan bij snelle groeiers als Solaris de misbloei sterk doen verminderen. Bovendien zal de plant nu ná de bloei, sneller aan de gang gaan om okselscheuten ('dieven') te maken. Dat zal de rijping van de trossen uiteindelijk wat vertragen - en dat is bij Solaris op zich ook welkom: hoe later rijp, hoe minder wespen.

 
Je kunt je zo voor Solaris bijvoorbeeld een volgende proefopstelling voorstellen:  
 
- één of meer 50-tallen: traditionele snoei, traditioneel loofwandbeheer;
- één of meer 50-tallen: traditionele snoei, toppen vóór de bloei;
- één of meer 50-tallen: dubbele strekkers, traditioneel loofwandbeheer;
- één of meer 50-tallen: dubbele strekkers, toppen vóór de bloei.

In werkelijkheid zal de proefopzet op de Hof van Twente iets uitgebreider zijn. Gepland zijn ook experimenten met een minder hoge loofwand, waarbij de norm van '7 bladeren per tros' wordt losgelaten. Tegelijk wordt ook het omgekeerde gedaan: een zogenoemde Minimalschnitt waarbij juist meer blad(groen) beschikbaar komt.
 
 
3.2. Cabernet Blanc

Voor Cabernet Blanc is het een beetje een ander verhaal. Er zal bij deze soort vaak minder buighout voorhanden zijn voor lange dubbele strekkers, zodat er voor deze soort bij de wintersnoei minder te halen zal zijn, in termen van extra productie. Wanneer dat inderdaad zo is, kunnen we volstaan met voor alles dezelfde, zo lang mogelijke dubbele strekkers of boogjes tijdens de wintersnoei. Twee delen toppen vóór de bloei, en daarvan één deel inpakken tijdens de drie weken van de bloei.
 
Het inpakken van de rij planten gaat met lengtes windbreekdoek of steigergaas, die in stroken geknipt kunnen worden, met een breedte van zo'n 100 cm. Daarmee kun je werken alsof het gewone vogelnetten zijn: netten voor zijbespanning, te spannen ter hoogte van de bloemen, en vast te zetten met clips of, misschien makkelijker, met wasknijpers. Niet alleen wordt wind nu tegengehouden; het milieu tijdens de bloei wordt er ook meer in het algemeen druif-vriendelijker van. De warmte van de zon wordt in het ingepakte stuk langer vastgehouden, en het gaas is er voor gemaakt om regen buiten te houden.

Bij prachtig weer kan het net aan de zonkant, tijdens de zonneschijn omhoog.
 

Overigens: deze netten zijn niet veel zwaarder, maar wel veel fijnmaziger dan de gewone blauwe netten voor de wijnbouw. Een wesp kan hier echt niet door, en een merelsnavel ook niet. Er kan daarom ook tijdens de rijping mee geëexperimenteerd worden, bij Solaris, Pinotin, Rondo etc. - om wespen en vogels beter buiten te houden. Zo heeft de investering nut in voor- en najaar.


Samenvattend voor Cabernet Blanc:
 
- één of meer 50-tallen: lang aansnoeien, traditioneel loofwandbeheer;
- één of meer 50-tallen: lang aansnoeien, trad. loofwandbeheer, inpakken tijdens de bloei;
- één of meer 50-tallen: lang aansnoeien, toppen vóór de bloei;
- één of meer 50-tallen: lang aansnoeien, toppen vóór de bloei, inpakken tijdens bloei.

Wie meer wil weten, met name over het toppen vóór de bloei, en de effecten op de bloei: zie in de eerste plaats het verhelderende artikel in vakblad De Wijngaard van Jan Engberts, "Zomersnoei: toppen en toppen"; jaargang 15, januari / februari 2007, blz. 6, linksonder.  Ook het boek Weinbau Heute van Redl, Ruckenbauer en Traxler, Graz, 1996, blz. 367 -68 geeft goede info.


 
3.3. Resultaten

De snoeivormen zullen uiteindelijk gericht zijn op meer hoogwaardige opbrengst per strekkende meter, waarbij ook gekeken wordt naar het gemak, of de 'doenbaarheid' van snoei en onderhoud in de praktijk.

Evaluatie zal plaatsvinden in termen van opbrengst in kg, Oechsles, totaalzuur, en het tijdstip van de oogst (rijpheid). Een deel van de planten wordt daarbij voorzien van troszakjes, om in de laatste fase van de rijping door eventuele wespenschade 'heen te kunnen kijken'. Ook tijdstip van uitloop, bloei, erwtgrootte etc. zal per snoeiwijze worden bijgehouden - alsmede houtafrijping in de herfst (voldoende en tijdig).

Per snoeiwijze wordt idealiter ook gekeken hoe deze zich gedraagt in de tijd. Je verwacht van een snoeimethode dat hij ook na een paar jaar nog vitaal is, en geen langzame degeneratie van loof of trossen betekent. Het houtskelet van een plant moet om die reden in elk geval ook verjongingssnoei mogelijk laten waar dat nodig blijkt.
 


4. Nawoord - België: het beste van twee Werelden?

In deze lezing werd een onderscheid gemaakt tussen de Oude en de Nieuwe Wijnwereld. Termen die internationaal gangbaar zijn, en die, zoals we zagen, bijvoorbeeld door een pionier als de Amerikaan Randall Grahm invulling hebben gekregen. Wijnbouw in de Nieuwe Wereld onderscheidt zich dan van de Oude, traditionele wijnbouwlanden, bijvoorbeeld waar het gaat over de vinificatie en blending, maar ook waar het gaat over de aanplant en opvoeding van de druivenstokken - denk aan snoeiwijze, welke soorten op welke plek, etc.
 
We betoogden dat Nederland wat al deze zaken betreft heel goed ingedeeld zou kunnen worden bij juist de Nieuwe Wereld. Dat maakt dat we bijvoorbeeld qua blending meer ruimte voor onszelf creëren dan het Duitse model heeft, en het maakt de weg vrij voor bijvoorbeeld ons Proefproject Druivensnoei. Alleen als we durven erkennen dat sommige in Duitsland ontwikkelde nieuwe rassen het bij ons, op sommige plekken toch minder goed lijken te doen dan in het moederland, kunnen we proberen er iets aan te doen.


Dé interessante, en ook voor de hand liggende vraag is nu: waar staat België eigenlijk in dit geheel? We zijn een beetje gewend geraakt om de Belgische en Nederlandse situatie qua wijnbouw te vergelijken, en deels is dat ook wel terecht. Maar laten we niet verhullen dat in een bepaald opzicht de Belgische situatie, het Belgische uitgangspunt, de Belgische positie op de globe, ook gewoon beter is. Misschien kunnen we zeggen dat, als we het over een indeling in Oude en Nieuwe wijnwereld hebben, België - anders dan Nederland - veel meer het beste van beide Werelden vertegenwoordigt, of zou kunnen vertegenwoordigen.


Het meest exotische stukje Nederland, qua wijnbouw, namelijk zuid-Limburg, ligt vanuit Belgisch perspectief helemaal niet zo spectaculair Zuidelijk, en ook is buiten kijf dat België across the board zeer volwaardige wijnen van traditionele rassen voortbrengt. Wij zelf kennen erg feestelijke Pinots Blanc, Auxerrrois' en Chardonnays van Belgische bodem, die daar moeiteloos verbouwd worden, op de traditionele leest van de Oude Wereld geschoeid. Bovendien grenst België behalve aan Duitsland ook aan een andere cool climate traditional, namelijk Luxemburg, dat zeker bij de Oude Wereld hoort, en waarvan we op dit moment een paar fijne Rieslings in huis hebben, die zich volmondig tot de wereldtop mogen rekenen. Zou dan de grens van mogelijkheden en onmogelijkheden - van Oude versus Nieuwe Wereld - samenvallen met de Belgisch-Luxembugse landsgrens? Dat soort simplisme brengt ons natuurlijk niet verder. Vele malen interessanter, en inzichtrijker is om de eigenheid van Belgische situatie te onderkennen en nader uit te werken.


Dat gezegd hebbende: het is natuurlijk ook onmiskenbaar waar, dat veel Belgische wijngaarden, en zeker die van wat bescheidener omvang, vaak ook nieuwe, schimmel-tolerante rassen hebben aangeplant. En waar dat zo is, is België wel weer meer, of zelfs direct vergelijkbaar met Nederland. En we willen hier, aan het eind van ons verhaal de suggestie doen dat zo'n vergelijking heel goed concreet gemaakt zou kunnen worden aan de hand van de voorbeelden die we in deze lezing hebben gegeven. Met name in sectie 2.4. waar het gaat om de Nederlandse problemen met Solaris en Cabernet Blanc.


We zullen het verhaal hier niet herhalen, maar je kunt je, heel praktisch afvragen: heeft België diezelfde problemen eigenlijk wel? Hebben wijngaarden, groot of klein, in België te kampen met dezelfde soort misbloei, en dezelfde verminderde opbrengst per strekkende meter, als we voor sommige delen van Nederland schetsten? Het zou werkelijk interessant zijn om hier terugmelding over te krijgen.


Ook ons tweede betoog: het betoog over Nederland als land waar juist een blending van moderne rassen toekomst heeft, is iets dat in principe ook in België onderzocht kan worden. Zijn Belgische Johanniters is dit opzicht anders dan Nederlandse? Het zou ons niet verbazen, en we zouden ons kunnen voorstellen dat ons verhaal over het blenden, ook in België hier en daar proefondervindelijk nader wordt onderzocht. We zijn zeer benieuwd..



 

Copyright (c) Jet Wester 2013



 

zondag 10 maart 2013


Nice!

De druivenstokken zijn aangebogen, de tuin wacht op de lente. Voor ons de kans om er nog even tussenuit te gaan. Naar het zonnige zuiden van Frankrijk, waar we dit jaar roze en witte wijnen uit Corsica op een rijtje zetten en uitproberen. Met oesters. Of coquilles. Scharen van kreeften. Een flinke klus al met al, maar we doen wat we kunnen.

We zijn in Nice, en bovenop de citadel - dat is een berg, middenin de stad - heeft het vrije volkje, dat leeft van het betoveren van de toeristen, zich teruggetrokken voor wat hier welwillend "de winter" genoemd wordt. Strakke en slappe koorden staan tussen de pijnbomen gespannen, op een enorm grasveld - met uitzicht over de hele wereld. We spelen, jongleren, oefenen ons koorddansen, spuwen wat vuur en voeren verhitte discussies over helemaal niets. Gekoesterd door de lentezon. De wielertocht Parijs-Nice is dit weekend in de stad, ten teken dat de zomer weer begint. Onze acrobaten, ritselaars en muzikanten - ze zitten er met de rug naartoe. Men heeft nog heel even aan zichzelf genoeg. Voor het seizoen weer losbarst.
 

Maar denk niet dat we hier nu helemaal stilgevallen zijn. Op dit moment bijvoorbeeld, zitten we een lezing in elkaar te knutselen. Over de wijnbouw.

Voorproefje? O.K., hier de eerste bladzij:


Nederland is Duitsland niet...
Opmerkingen over Nederland als Nieuwe Wereld wijnland

Jet Wester, wijnbouw.blogspot.nl


 

 



Inleiding. Een verankering van soorten, regio's en wijnstijlen

Allereerst wil ik u en mij feliciteren dat we hier, in dit mooie tijdgewricht, met de Nederlandse wijnbouw bezig mogen zijn. We hebben deze winter doorgebracht met lezen over de geschiedenis van de internationale wijnbouw, en zo'n op schrift gestelde geschiedenis kan ook een nieuwe, prikkelende kijk geven op het eigen wereldje, in dit geval het wereldje van de Nederlandse wijnbouw.


Nederland heeft zelf nog niet zo'n geschiedschrijving. Daarvoor is onze wijnbouw nog te pril, en zijn er nog te weinig dingen gebeurd die vast genoeg staan om al opgetekend te worden - of die zich lenen voor smeuïge mythevorming en legenden.


Een trend die zich al wel aftekent is dat we in Nederland het kwartiermaken voorbij zijn, en er een consolidatie aan de gang is: een verankering, qua soorten, regio's en wijnstijlen, die vanuit het oogpunt van de geschiedenis veel interessanter is dan de eerdere, veel eenvoudiger vraag of wijnbouw hier überhaupt mogelijk was. Vandaar de felicitatie: we maken dingen mee die iedere wijnregio in de wereld heeft meegemaakt, in een vaak behoorlijk levendige fase van zijn geschiedenis, waarin veel ontwikkeling zit, veel keuzes verankerd worden, en ook grote kwaliteits-sprongen mogelijk zijn.


Tot zover de lezing, voor nu.




Wat hebben we verder? Het duikbootje van Jacques Cousteau, bekend van vroege televisieseries met het onderzoeksschip Calypso. Het staat voor de deur van het Oceanografisch museum in Monaco, hier om de hoek, waarvan Cousteau directeur was. Foto gemaakt met 't telefoontje; een bevriend Mens - als immer pratend met wildvreemden - is toegevoegd voor de schaal.






Het duikbootje is een beetje beroemd, want het inspireerde de Beatles tot hun lied Yellow Submarine. Dat lijkt ons, de feiten overziend, alleszins in orde.

En zo groet men hier de dingen. En de dingen groeten terug. Dag!


Copyright (c) Jet Wester 2013
 

dinsdag 5 maart 2013


Het eerste seizoenswerk

Het wordt een beetje lente, althans zo lijkt het, en in de statistieken van het weblog zien we opeens zoekopdrachten voor spuitmiddelen verschijnen. Vandaar dat we, een beetje vroeg nog, alvast een stukje wijden aan het eerste spuitwerk in de wijngaard, in het voorjaar.

 
Zwavel
Het is goed gebruik om na het aanbuigen van de druivenstokken, de planten te bespuiten met zwavel. Dat mag, wanneer er nog geen blad is, zelfs in een dubbele dosis. Wie bijvoorbeeld Microsulfo van Bayer gebruikt, te vinden in het bio-hoekje van het tuincentrum, mag deze eerste keer in plaats van 5 ml, 10 ml poeder op een liter water  spuiten.

In deze, bladloze fase heb je nog maar weinig spuitmiddel nodig: 2, hoogstens 3 liter volstaat voor zo'n 100 stokken, druipnat & van top tot teen. Een vervolgkuurtje met een enkele dosis na het drieblad-stadium (als de scheuten zo over de tien cm zijn) is daarbij verstandig.

Zwavel is toegelaten in alle teelten, ook de biodynamische. Rudolf Steiner was zelfs erg van het spul begeistert.

 
Wat doet zwavel in deze fase? Het zorgt in de eerste plaats dat schadelijk klein gedierte bestreden wordt. Vooral galmijten (bobbels op het blad, witte pluis eronder, in de holten van de bobbels) en kroesmijten die zich op de stokken verstopt hadden worden gepakt.

Maar ook een ernstige schimmel als de phomopsis oftewel zwartevlekkenziekte, die je echt niet wilt, wordt voorkómen met een genereuze dosis zwavel vóór de uitloop. En last but not least werkt zwavel tegen de echte meeldauw of oidium.
 

Oidium

Vanwege deze oidium-bestrijding, verdient het echter aanbeveling om met het spuitwerk nu nog even te wachten. Verstandig is om te spuiten als in april de knoppen gaan zwellen. De laatste jaren hebben we in onze regionen plaatselijk veel last gekregen van de echte meeldauw, waar we niet op bedacht waren. De schimmel kan zich genesteld hebben in de knop. Bij de uitloop strijkt de pluis van de knop langs het jongste groen, en de kans bestaat daarbij op een erg lelijke infectie van echte meeldauw, direct al, op de jongste scheuten, die daarbij wit uitslaan en de plant verder infecteren.

Zulke aangetaste jonge scheuten worden in het Duits Zeigertriebe genoemd, in het Frans drapeaux. Ze zien er zo uit:

 
Hier een Franstalige:


 
Bespuitingen met zwavel op het kale hout werken daarom het best tegen oidium wanneer je het vrij laat doet: bij het zwellen der knoppen. Op die manier voorkom je infecties bij de uitloop, van zelfs hele scheuten. Deze late bespuiting verdraagt zich ook goed met een werking tegen mijt en phomopsis.
 
Tenslotte: een bespuiting met zwavel in april zou als bij-effect ook de uitloop iets kunnen vertragen. Wij zelf beschouwen dat als een extra voordeeltje, vanwege de gevaren van de late nachtvorst. Een wat late uitloop is wat ons betreft prima!



Bois Noir

Een tweede vroeg seizoenswerkje, maar opnieuw: iets later dan nu, is het weghalen van jonge brandnetels - als ze net boven de grond komen. We hebben aan dit werk al eerder een stukje gewijd, zie de bijdrage Bois Noir, te vinden bij het onderwerp Ziekten in de informatiebalk boven, of via deze link: http://wijnbouw.blogspot.nl/2012/05/bois-noir-een-van-de-eerste-dingen-die_7739.html


Twee eerdere bijdragen over de echte meeldauw zijn eveneens te vinden onder Ziekten.


Copyright (c) Jet Wester 2013