Nederland is Duitsland niet...
Opmerkingen
over Nederland als Nieuwe Wereld wijnland, met een nawoord over België
Lezing over de wijnbouw,
lente 2013, Jet Wester, wijnbouw.blogspot.nl
Inleiding.
Een verankering van soorten, regio's en wijnstijlen
Allereerst
wil ik u en mij feliciteren dat we hier, in dit mooie tijdgewricht, met de
Nederlandse wijnbouw bezig mogen zijn. We hebben deze winter doorgebracht met lezen
over de geschiedenis van de internationale wijnbouw, en zo'n op schrift
gestelde geschiedenis kan ook een nieuwe, prikkelende kijk geven op het eigen wereldje,
in dit geval het wereldje van de Nederlandse wijnbouw.
Nederland
heeft zelf nog niet zo'n geschiedschrijving. Daarvoor is onze wijnbouw nog te
pril, en zijn er nog te weinig dingen gebeurd die vast genoeg staan om al opgetekend
te worden - of die zich lenen voor smeuïge mythevorming en legenden.
Een trend
die zich al wel aftekent is dat we in Nederland het kwartiermaken voorbij zijn,
en er een consolidatie aan de gang is: een verankering, qua soorten, regio's en
wijnstijlen, die vanuit het oogpunt van de geschiedenis veel interessanter is
dan de eerdere, veel eenvoudiger vraag of wijnbouw hier überhaupt mogelijk was.
Vandaar de felicitatie: we maken dingen mee die iedere wijnregio in de wereld heeft
meegemaakt, in een vaak behoorlijk levendige
fase van zijn geschiedenis, waarin veel ontwikkeling zit, veel keuzes verankerd
worden, en ook grote kwaliteitssprongen mogelijk zijn.
1. Oude en
Nieuwe wijnwereld. De vinificatie
Eén van de
grootste vragen die bij het lezen van buitenlandse wijnbouwgeschiedenis opkomt
is: waar staan we in Nederland eigenlijk zelf? Zijn we een verlengstuk van de Oude
Wijnwereld, dat wil zeggen van de traditionele wijnlanden? De Moezel ligt
slechts 300 km verderop, het Ahrdal 200. Dat is bij uitstek Oude Wereld. Of is die
korte afstand in kilometers een beetje gezichtsbedrog, en hebben we bij ons in
feite toch veel meer te maken met de typische kwesties - en eventuele
moeilijkheden - die juist de Nieuwe Wereld kenmerken?
Een
typische Nieuwe Wereld-kwestie, bijvoorbeeld aangezwengeld door wijnbouw-legende
en autoriteit Randall Grahm in Californië, gaat over de vinificatie. Wanneer
Oude Wereld-rassen overgeplant worden naar, zeg, Californië of Oregon in de VS,
is het nog helemaal niet gezegd dat ze ook daar, op hun nieuwe plek, het best
als wijnen van één enkele soort, dat wil zeggen als mono-cépages tot hun recht komen. De Oude Wereld (Duitsland,
Oostenrijk, Frankrijk, Spanje, etc.) heeft met name in de koelere regio's, een ijzersterke
traditie van onversneden soorten: Pinot Noir en Chardonnay in de Bourgogne;
Riesling, Grüner Veltliner, Pinot Gris etc. in de Elzas of de Duitstalige
aanbouwgebieden.
Maar wat
als de situatie in de Nieuwe Wereld maakt dat diezelfde soorten in Californië
veel beter als blending-partners gezien kunnen worden, in plaats van als op
zichzelf staande grootheden? In de Oude Wereld zou zo'n vraag al snel gezien
worden als vloeken in de kerk, met name in de meer Noordelijke aanbouwgebieden.
Voor de Nieuwe Wereld zou dit echter weleens de beste werkelijkheid kunnen blijken
te zijn, aldus de genoemde Amerikaanse trendsetter en wijnbouwer Randall Grahm.
1.1.
Nederland en de kunst van het blenden
Het lijkt
zowel prikkelend als interessant om ook Nederland wat deze kwestie betreft eens
eventjes in te delen bij de Nieuwe Wereld, en niet automatisch bij de Oude.
De titel
van deze lezing is: Nederland is Duitsland niet. Dat geldt direct al voor de wijnen.
Ook van de nieuwe soorten. Een Johanniter uit Baden of uit Rheinland-Pfalz is
gewoon een andere wijn dan een Johanniter uit Nederland. Niet beter, niet
minder, maar wel anders. Hetzelfde geldt voor Solaris en voor ook een aantal
blauwe soorten, zoals bijvoorbeeld de Regent, in beide landen betrekkelijk ruim
voorhanden. Dat maakt dat ook voor ons land de typische Nieuwe Wereld-vraag
zich voordoet: mogen we voor de druivenrassen in Nederland, andere eisen of
criteria hanteren voor de vinificatie, of laten we zeggen voor het blenden, dan
in Duitsland gebruikelijk zijn?
Wij neigen
ertoe die vraag met 'ja' te beantwoorden. Wij menen dat, in lijn met
bijvoorbeeld de Californische positie, de druivenrassen in ons land misschien
veel beter tot hun recht komen als blenders dan als op zichzelf staande wijnen.
De wet laat ons daarin so wieso al de
armslag toe van 15%. Je mag aan een Johanniter tot 15% Souvignier Gris of
Solaris toevoegen, zonder dat de wijn als cuvée
te boek komt te staan. Een Johanniter met 15% Solaris mag met andere woorden op
het etiket nog steeds Johanniter heten.
Wij menen
te zien dat die wettelijke ruimte in de praktijk in ons land al goed gebruikt
wordt - en hij mag, vinden we, in de toekomst ook veel vaker worden
overschreden zelfs. Een Johanniterwijn heeft bij ons een eigen, nobel te noemen
karakter, maar mist vaak ook iets. Johanniter wint vaak wezenlijk aan
complexiteit, aan interessantheid, aan gelaagdheid met wat toegevoegde
aardsheid of rusticiteit van de Riesèl, wat exotisme van de Solaris of wat
milde kruidigheid van de Souvignier Gris.
Aan de
andere kant kan een wat al te rustiek uitgevallen Riesèl best wat ruggegraat
van de noblesse gebruiken die de Johanniter in voldoende mate in huis heeft.
Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de Cabernet Blanc, die als mono-cépage het euvel kan hebben van een
wel erg koude, één-dimensionale wijn (hetzelfde euvel dat ook de grote broer
Sauvignon Blanc vaak een beetje achtervolgt), en die zeer gebaat kan zijn bij
wat meer complexiteit of gewoon mildheid, die een blend met tot wel
40% Johanniter hem geven kan.
En dit is
de eerste knuppel die we vandaag in het hoenderhok willen gooien. Laten we door
de psychologische barrière heenbreken, die zegt dat onze ideale wijnen, naar
het Duitse of Oostenrijkse model eigenlijk mono-cépages
horen te zijn. Nederland is Duitsland niet, en we willen de vergadering hier
opporren om nog veel vaker, ruimer en vrijer te durven werken met blends van ook
meer dan 15%. We vermoeden dat dat niet alleen nog meer creatieve namen op de
etiketten zal opleveren, maar dat ook de inhoud van de flessen nog veel kan
winnen bij een veel vrijere blending-cultuur voor Nederland.
Een geest,
een cultuur van onderzoek, van ontdekkingen doen is in dit tijdgewricht veel
belangijker dan het noemen van één enkele druivensoort op het etiket. Onderzoeken,
dingen proberen, trial and error
horen bij uitstek bij deze fase van de moderne wijnbouwgeschiedenis. En om
daarin vrij te zijn moeten we af van het hardnekkige idee dat een blend toch
altijd een zwaktebod is, vergeleken bij het ideaal van een wijn van één
druivensoort. Dat is namelijk niet zo.
Samenvattend:
het lijkt verstandig en productief om eens naar Nederland te kijken vanuit het
model van de Nieuwe Wereld, waar een veel ruimere blending-cultuur kan heersen
dan in de koelere regionen van de Oude Wereld gebruikelijk is. Misschien vertegenwoordigen
de Nederlandse druivensoorten niet zozeer evenzovele topwijnen, maar
vertegenwoordigen ze wel allemaal verschillende aspécten van hoe een topwijn
zijn kan. En waarom dan niet sommige van die aspecten veel vaker ook sámen ten
huwelijk vragen, in een prachtvolle blend? We noemden als voorbeeld de noblesse
van de Johanniter, die aan interessantheid nog verder kan winnen met een meer
rustieke, of milde, of anders misschien juist exotische twist van een blendingpartner.
2. Oude en
Nieuwe wereld. De druiventeelt
Een man
als Randall Grahm uit Californië, held uit de Nieuwe Wereld - we zagen hem net
al langskomen - maakt zich echter niet alleen druk over de vinificatie en het
blenden. Hij maakt zich ook zijn leven lang al sterk om het eigene van de
klimaten en de terroirs van de Amerikaanse westkust te onderzoeken en benadrukken.
Hij importeert tientallen, vaak obscure oude soorten uit Europa, van de Petit Manseng
tot de Lesser Spotted Vermentino, omdat het wat hem betreft helemaal niet zeker
is dat een transplantatie van de bekende kiloknallers Chardonnay, Merlot of
Cabernet Sauvignon de wijnbouw in de VS of in Californië op langere termijn vooruit
zullen helpen.
De
eigenheid van het terroir vraagt in de VS méér dan een imitatie van Frankrijk,
Duitsland of Spanje, en het kan heel goed zijn dat de in europa volstrekt
obscure Zinfandel één van de meest passende druiven voor de westkust van de VS zal
blijken te zijn. Aldus Grahm.
2.1. Nederland
en de druiventeelt
Het is
interessant om eens te bekijken of deze typische Nieuwe Wereld-geschiedenis
wat betreft de duiventeelt, niet ook voor Nederland opgaat - meer dan misschien
tot nu toe gedacht is. En dan hebben we het niet per sé over de vraag of en
waar de Riesling in ons land thuis zou kunnen horen. We willen de vraag veel
ruimer stellen, en juist ook de nieuwe, Duitse soorten in de beschouwing
meenemen.
Want ook -
of: zelfs - aan de nieuwe Duitse soorten als Solaris en Cabernet Blanc beginnen
we te zien dat Nederland Duitsland niet is. En dat we heel eigen oplossingen
moeten vinden voor heel eigen problemen. Die niet de Duitse problemen zijn. Dat
komt veel dichterbij dan de vrij theoretische vraag of de Riesling of de
Auxerrois het in Nederland goed kan gaan doen.
Onze
nieuwe soorten zijn ontwikkeld en deels ook aangeplant in Duitsland, maar we
kunnen onze druiventeelt niet zomaar zien als een verlengstuk van wat er in
Duitsland gebeurt. En dat is deels jammer, en voor een deel zelfs dramatisch.
Een tijdje
geleden liet Roelof Visscher van de Hof van Twente in Bentelo, ook welbekend
van zijn wijnbouwbedrijf Vitis Vino en van Neêrlands Wijnmakerij, me wat foto's
zien, op zijn mobiel, van hoe de Cabernet Blanc er bij een vrij willekeurige
Winzer in Duitsland bijstaat. En dat was dramatisch veel beter dan op veel
plekken in Nederland. Dit inzicht was het begin van een naar wij hopen
vruchtbaar samenwerkingsverband, waarover we zo komen te spreken. Maar eerst zullen
we, ter voorbereiding, de Nederlandse situatie, qua soorten, iets algemener
bespreken.
2.2. Complementaire
soorten
Wanneer je
het moderne witte druivenlandschap voor Nederland overziet, kom je tot maar een
handjevol rassen, dat - heel efficiënt - elk een heel verschillend maar ook
specifiek smaakprofiel vertegenwoordigt. De soorten zijn bovendien behoorlijk
complementair: er zijn qua smaakprofiel maar weinig doublures.
Het
Rieslingtype wordt vertegenwoordigd door met name Johanniter. Meer of minder
strenge zuren, meer of minder droog, meer of minder authentiek perzik, citrus,
abrikoos, groene appel en peer - dat alles is verder in de handen van de
wijnbouwer. Bij bepaalde, bijvoorbeeld iets warmere vergisting ook exotisch
Rieslingfruit als mango of lichee.
De
Cabernet Blanc heeft het smaakprofiel geërfd van de Sauvignon Blanc, en dat op
krachtige wijze. De Cabernet Blanc kan zelfs bij een blend met zo'n 40 %
Johanniter zijn populaire smaakprofiel van kruisbes, buxus, asperge of groene
paprika nog prima staande houden. De wijn wordt met de blend zelfs iets
subtieler, dat wil zeggen minder ééndimensionaal: een gevaar dat ook grote
broer Sauvignon Blanc goed kent. Het smaakprofiel van de Cabernet Blanc /
Sauvignon Blanc is één van de meest populaire voor een witte wijn in Nederland,
en de Nederlandse Cabernet Blanc vindt ook in restaurants in onze regio's aftrek.
De
Souvignier Gris als opkomende druif vertegenwoordigt de tot nu toe ontbrekende
link van de witte Pinots: de bloemige Pinot Blanc bij voldoende rijping, en de
kruidige Pinot Gris bij volle rijpheid.
De Solaris
neemt in dit plaatje, eigenlijk in zijn eentje de honneurs waar van het
neutrale smaakprofiel van het Chardonnay-type, tot en met een mooie affiniteit
met eikenhout. Bovendien is het eigenlijk de enige druif in het rijtje die zo
spelenderwijs natuurlijk zoet aan het Nederlandse witte areaal kan geven.
De
besproken druivenrassen Johanniter, Souvignier Gris, Cabernet Blanc en Solaris,
zo kan de moraal zijn, zijn dus inmiddels allemaal behoorlijk onmisbare druiven
in het Nederlandse smaaklandschap van nu.
2.3. Complementair
maakt kwetsbaar. Leve de Riesèl!
Een
wijnbouw die zo complementair is als de onze, met steeds maar één soort per
wijnstijl, is kwetsbaar. Liever had je meerdere soorten, die hetzelfde
smaakprofiel konden leveren. We hebben bij de witte soorten slechts één
voorbeeld van een prettige doublure: de Riesèl, die net als de Johanniter een
Riesling-achtig smaakprofiel heeft. De Riesèl is een moderne Blattner-druif,
qua smaakprofiel even volwaardig als andere Blattnersoorten, zoals Cabernet
Blanc of Pinotin.
Helaas
dreigt Nederland dit mooie kind min of meer met het badwater weg te gooien,
omdat de Riesèl niet tot de rassenlijst dreigt te worden toegelaten, en daarom alleen als tafelwijn dreigt te mogen bestaan. We pleiten
ervoor, hier en elders, om dat niet te laten gebeuren. Het is een mooie druif,
mooie teelt ook, en als je het goed doet ook een mooie tot zeer mooie
Riesling-achtige. Veelzijdig bovendien. We kennen een erg geslaagde, frisse
halfzoete van Freek Verhoeven van de Colonjes uit Groesbeek; Roelof Visscher van de Hof van Twente maakte
er een mooie champagne van en wijzelf koesteren de Riesèl met een kwart
Johanniter als geslaagde droge boutiquewijn naar het Duitse Rieslingmodel.
Misschien
is de Riesèl in Nederland nooit op een voetstuk gezet, omdat je even weten moet
hoe je hem moet behandelen. Als je hem oogst op zuur en niet op Oechsles (8
gram / liter totaalzuur is ideaal) komt er een krachtige, aardse, gewaardeerde
wijn uit de bus, die met Johanniter een ideaal één-tweetje kan aangaan in een
haast on-Nederlands authentieke Rieslingachtige blend. Echter: oogst hem op
zijn hoogst mogelijke Oechsles, en de zuurgraad, en ook de complexiteit is te
ver weggezakt voor een karaktervolle en herkenbare kwaliteitswijn.
Om deze redenen willen we Nederland oproepen om de Riesèl voor ons land wel degelijk tot de rassenlijst toe te laten.
2.4. De
kwetsbaarheid van Solaris en Cabernet Blanc
De
kwetsbaarheid van de Nederlandse complementaire soorten blijkt echter ook op
een andere, meer dramatische manier. Zoals we zagen kunnen we soorten als
Solaris en Cabernet Blanc vanwege hun unieke smaakprofielen en mogelijkheden
eigenlijk niet missen - maar steeds vaker blijkt dat juist deze soorten het in
Nederland niet altijd zo goed doen als verwacht werd. En ook niet zo goed als
in Duitsland. We zullen ons hieronder richten op deze problemen, en wat er aan
te doen valt.
2.4.1. Solaris
Solaris
heeft behalve een wespenprobleem, dat in de toekomst wel aangepakt kan worden,
ook twee problemen die meer eigen zijn aan de teelt, of de soort, en die beide
de opbrengst enorm kunnen frusteren. We hebben afgelopen september meegedaan
aan een Solaris-oogst van 1400 planten, met een opbrengst van in totaal maar
143 liters wijn. Dat is een tiende of minder van wat je mocht verwachten bij de
aanplant. Een bevriende wijngaard in het Gooi heeft 1800 Solaris staan, en dit
jaar 170 liter wijn. Andere regio, zelfde verhaal.
De
problemen met Solaris hebben in de eerste plaats te maken met zijn vaak enorm
snelle vegetatieve groei (blad en scheuten) in het voorjaar. Door deze snelle
groei krijgen de nieuwe scheuten te grote 'internodiën', dat wil zeggen een te
grote afstand tussen twee opeenvolgende ogen. Gewoonlijk is de afstand van oog
tot oog op een scheut zo'n 15 cm; bij Solaris is het vaak wel 25 cm of nog
meer. Wanneer zulke scheuten het volgende jaar aangebogen worden, komen daar
per strekkende meter dus ook veel minder rechtopgaande, vruchtdragende nieuwe
scheuten uit. Met als gevolg een te lage opbrengst op diezelfde strekkende
meter.
Bovendien
lijkt Solaris in Nederland, na zijn eerste jaren meer last te krijgen van
teveel misbloei en slechte vruchtzetting. Wat voor Solaris overigens ook heel
goed gerelateerd kan zijn aan diezelfde grote vegetatieve groei, die dan ten
koste zou gaan van de 'aandacht' van de plant voor bloei en vruchtzetting - een
hormonale kwestie.
2.4.2. Cabernet
Blanc
De
Cabernet Blanc kent een karakteristieke 'halve' misbloei, waarbij naast
volwaardige bessen ook zogenaamde Jungfernbeeren,
letterlijk 'maagdelijke bessen' gevormd worden: klein en zonder pitjes. Dit is
op zich eigen aan de soort. Echter, het aandeel van deze kleine besjes wordt in
ons land op sommige plaatsen wel erg groot, waardoor een volwaardige oogst in
het gedrang komt. Vergelijking met Duitse aanplant leert dat de oogsten daar
stukken beter zijn, en de trossen qua aanzicht ook een stuk normaler.
3. Het
proefproject druivensnoei
Bovenstaande
problemen hebben Roelof Visscher van de Hof van Twente en ondergetekende aangezet
tot actie. We willen proberen om het tij voor beide soorten in elk geval deels
te keren, en de opbrengsten van ook deze druivenrassen meer in lijn te krijgen
met de Duitse situatie, met volwaardiger oogstgoed en grotere opbrengsten.
We
proberen dat door het opzetten van een proefproject druivensnoei voor Solaris
en Cabernet Blanc, dat statistisch voldoende groot is om ook meer algemene conclusies
mogelijk te maken. Geldig voor grotere delen van Nederland dus.
We willen
dit doen door in de wijngaard per soort zo'n 6 verschillende afdelingen te
creëren van elk 50 planten (dus voor Cabernet Blanc en Solaris samen zo'n 12
afdelingen van elk 50 planten), waar per afdeling vooraf bepaalde,
verschillende snoeivormen gehanteerd worden, in combinatie met verschillend
loofwandbeheer - en zelfs het beschermen ('inpakken') van rijen druiven tijdens
de bloeiperiode.
3.1.
Solaris
Solaris
zal daarbij naast een gebruikelijke wintersnoei, ook een snoeivorm krijgen met
dubbele strekkers, over elkaar heen. Eén strekker komt van rechts, en eentje
van links, van twee buurplanten.
Deze
dubbele strekkers leveren veel meer ogen op, per strekkende meter, dan een
traditionele snoei. Waar in de lente dus ook veel meer vruchtdragende scheuten
uit naar boven komen. Geprobeerd wordt die scheuten na de uitloop zo weinig
mogelijk te dunnen, liefst helemaal niet.
Ook het
loofwandbeheer wordt in verschillende secties, verschillend ter hand genomen.
Sommige 50-tallen krijgen hetzelfde loofwandbeheer als voorgaande jaren, en
sommige 50-tallen worden vóór de bloei getopt.
Dit
betekent dat je begin juni, een dag of 5 tot 7 vóór het begin van de bloei, de
toppen van de groeiende scheuten afknipt (zo'n 10 cm eraf). Ongeacht of de
scheuten de bovenste dubbele draad al bereikt hebben: je topt al je scheuten,
hoger en lager, elk met 10 cm. Met de hand dus. Dit toppen zorgt er voor dat de
plant zijn groeikracht eventjes veel meer naar de bloei gaat sturen, en minder
naar de scheuten. Dit kan bij snelle groeiers als Solaris de misbloei sterk
doen verminderen. Bovendien zal de plant nu ná de bloei, sneller aan de gang
gaan om okselscheuten ('dieven') te maken. Dat zal de rijping van de trossen
uiteindelijk wat vertragen - en dat is bij Solaris op zich ook welkom: hoe
later rijp, hoe minder wespen.
Je kunt je
zo voor Solaris bijvoorbeeld een volgende proefopstelling voorstellen:
- één of
meer 50-tallen: traditionele snoei, traditioneel loofwandbeheer;
- één of
meer 50-tallen: traditionele snoei, toppen vóór de bloei;
- één of
meer 50-tallen: dubbele strekkers, traditioneel loofwandbeheer;
- één of
meer 50-tallen: dubbele strekkers, toppen vóór de bloei.
In
werkelijkheid zal de proefopzet op de Hof van Twente iets uitgebreider zijn.
Gepland zijn ook experimenten met een minder hoge loofwand, waarbij de norm van
'7 bladeren per tros' wordt losgelaten. Tegelijk wordt ook het omgekeerde
gedaan: een zogenoemde Minimalschnitt
waarbij juist meer blad(groen) beschikbaar komt.
3.2. Cabernet
Blanc
Voor
Cabernet Blanc is het een beetje een ander verhaal. Er zal bij deze soort vaak
minder buighout voorhanden zijn voor lange dubbele strekkers, zodat er voor
deze soort bij de wintersnoei minder te halen zal zijn, in termen van extra
productie. Wanneer dat inderdaad zo is, kunnen we volstaan met voor alles dezelfde,
zo lang mogelijke dubbele strekkers of boogjes tijdens de wintersnoei. Twee
delen toppen vóór de bloei, en daarvan één deel inpakken tijdens de drie weken
van de bloei.
Het
inpakken van de rij planten gaat met lengtes windbreekdoek of steigergaas, die
in stroken geknipt kunnen worden, met een breedte van zo'n 100 cm. Daarmee kun
je werken alsof het gewone vogelnetten zijn: netten voor zijbespanning, te
spannen ter hoogte van de bloemen, en vast te zetten met clips of, misschien
makkelijker, met wasknijpers. Niet alleen wordt wind nu tegengehouden; het
milieu tijdens de bloei wordt er ook meer in het algemeen druif-vriendelijker
van. De warmte van de zon wordt in het ingepakte stuk langer vastgehouden, en
het gaas is er voor gemaakt om regen buiten te houden.
Bij
prachtig weer kan het net aan de zonkant, tijdens de zonneschijn omhoog.
Overigens:
deze netten zijn niet veel zwaarder, maar wel veel fijnmaziger dan de gewone
blauwe netten voor de wijnbouw. Een wesp kan hier echt niet door, en een
merelsnavel ook niet. Er kan daarom ook tijdens de rijping mee geëexperimenteerd
worden, bij Solaris, Pinotin, Rondo etc. - om wespen en vogels beter buiten te
houden. Zo heeft de investering nut in voor- en najaar.
Samenvattend
voor Cabernet Blanc:
- één of
meer 50-tallen: lang aansnoeien, traditioneel loofwandbeheer;
- één of
meer 50-tallen: lang aansnoeien, trad. loofwandbeheer, inpakken tijdens de
bloei;
- één of
meer 50-tallen: lang aansnoeien, toppen vóór de bloei;
- één of
meer 50-tallen: lang aansnoeien, toppen vóór de bloei, inpakken tijdens bloei.
Wie meer
wil weten, met name over het toppen vóór de bloei, en de effecten op de bloei:
zie in de eerste plaats het verhelderende artikel in vakblad De Wijngaard
van Jan Engberts, "Zomersnoei: toppen en toppen"; jaargang 15,
januari / februari 2007, blz. 6, linksonder.
Ook het boek Weinbau Heute van Redl, Ruckenbauer en Traxler, Graz,
1996, blz. 367 -68 geeft goede info.
3.3.
Resultaten
De snoeivormen
zullen uiteindelijk gericht zijn op meer hoogwaardige opbrengst per strekkende
meter, waarbij ook gekeken wordt naar het gemak, of de 'doenbaarheid' van snoei
en onderhoud in de praktijk.
Evaluatie
zal plaatsvinden in termen van opbrengst in kg, Oechsles, totaalzuur, en het
tijdstip van de oogst (rijpheid). Een deel van de planten wordt daarbij
voorzien van troszakjes, om in de laatste fase van de rijping door eventuele
wespenschade 'heen te kunnen kijken'. Ook tijdstip van uitloop, bloei,
erwtgrootte etc. zal per snoeiwijze worden bijgehouden - alsmede houtafrijping
in de herfst (voldoende en tijdig).
Per
snoeiwijze wordt idealiter ook gekeken hoe deze zich gedraagt in de tijd. Je
verwacht van een snoeimethode dat hij ook na een paar jaar nog vitaal is, en
geen langzame degeneratie van loof of trossen betekent. Het houtskelet van een plant moet om die reden in elk geval ook verjongingssnoei mogelijk laten waar dat nodig blijkt.
4. Nawoord - België: het beste van twee Werelden?
In deze lezing werd een onderscheid gemaakt tussen de Oude en de Nieuwe Wijnwereld. Termen die internationaal gangbaar zijn, en die, zoals we zagen, bijvoorbeeld door een pionier als de Amerikaan Randall Grahm invulling hebben gekregen. Wijnbouw in de Nieuwe Wereld onderscheidt zich dan van de Oude, traditionele wijnbouwlanden, bijvoorbeeld waar het gaat over de vinificatie en blending, maar ook waar het gaat over de aanplant en opvoeding van de druivenstokken - denk aan snoeiwijze, welke soorten op welke plek, etc.
We betoogden dat Nederland wat al deze zaken betreft heel goed ingedeeld zou kunnen worden bij juist de Nieuwe Wereld. Dat maakt dat we bijvoorbeeld qua blending meer ruimte voor onszelf creëren dan het Duitse model heeft, en het maakt de weg vrij voor bijvoorbeeld ons Proefproject Druivensnoei. Alleen als we durven erkennen dat sommige in Duitsland ontwikkelde nieuwe rassen het bij ons, op sommige plekken toch minder goed lijken te doen dan in het moederland, kunnen we proberen er iets aan te doen.
Dé interessante, en ook voor de hand liggende vraag is nu: waar staat België eigenlijk in dit geheel? We zijn een beetje gewend geraakt om de Belgische en Nederlandse situatie qua wijnbouw te vergelijken, en deels is dat ook wel terecht. Maar laten we niet verhullen dat in een bepaald opzicht de Belgische situatie, het Belgische uitgangspunt, de Belgische positie op de globe, ook gewoon beter is. Misschien kunnen we zeggen dat, als we het over een indeling in Oude en Nieuwe wijnwereld hebben, België - anders dan Nederland - veel meer het beste van beide Werelden vertegenwoordigt, of zou kunnen vertegenwoordigen.
Het meest exotische stukje Nederland, qua wijnbouw, namelijk zuid-Limburg, ligt vanuit Belgisch perspectief helemaal niet zo spectaculair Zuidelijk, en ook is buiten kijf dat België across the board zeer volwaardige wijnen van traditionele rassen voortbrengt. Wij zelf kennen erg feestelijke Pinots Blanc, Auxerrrois' en Chardonnays van Belgische bodem, die daar moeiteloos verbouwd worden, op de traditionele leest van de Oude Wereld geschoeid. Bovendien grenst België behalve aan Duitsland ook aan een andere cool climate traditional, namelijk Luxemburg, dat zeker bij de Oude Wereld hoort, en waarvan we op dit moment een paar fijne Rieslings in huis hebben, die zich volmondig tot de wereldtop mogen rekenen. Zou dan de grens van mogelijkheden en onmogelijkheden - van Oude versus Nieuwe Wereld - samenvallen met de Belgisch-Luxembugse landsgrens? Dat soort simplisme brengt ons natuurlijk niet verder. Vele malen interessanter, en inzichtrijker is om de eigenheid van Belgische situatie te onderkennen en nader uit te werken.
Dat gezegd hebbende: het is natuurlijk ook onmiskenbaar waar, dat veel Belgische wijngaarden, en zeker die van wat bescheidener omvang, vaak ook nieuwe, schimmel-tolerante rassen hebben aangeplant. En waar dat zo is, is België wel weer meer, of zelfs direct vergelijkbaar met Nederland. En we willen hier, aan het eind van ons verhaal de suggestie doen dat zo'n vergelijking heel goed concreet gemaakt zou kunnen worden aan de hand van de voorbeelden die we in deze lezing hebben gegeven. Met name in sectie 2.4. waar het gaat om de Nederlandse problemen met Solaris en Cabernet Blanc.
We zullen het verhaal hier niet herhalen, maar je kunt je, heel praktisch afvragen: heeft België diezelfde problemen eigenlijk wel? Hebben wijngaarden, groot of klein, in België te kampen met dezelfde soort misbloei, en dezelfde verminderde opbrengst per strekkende meter, als we voor sommige delen van Nederland schetsten? Het zou werkelijk interessant zijn om hier terugmelding over te krijgen.
Ook ons tweede betoog: het betoog over Nederland als land waar juist een blending van moderne rassen toekomst heeft, is iets dat in principe ook in België onderzocht kan worden. Zijn Belgische Johanniters is dit opzicht anders dan Nederlandse? Het zou ons niet verbazen, en we zouden ons kunnen voorstellen dat ons verhaal over het blenden, ook in België hier en daar proefondervindelijk nader wordt onderzocht. We zijn zeer benieuwd..
Copyright (c) Jet Wester 2013